Dutch Hymn A-I

Ik weet in Wie ik geloofd heb


Ik weet niet waarom Gods gena
aan mij ook werd betoond
en Hij mij, klein en zondig mens
steeds zoveel liefde toont


Ref
Maar ik weet, in Wie ik geloofd heb
en ben verzekerd: mijn Heer is machtig
dat Hij, het Heil Hem toevertrouwd
tot die dag bewaart voor mij


Ik weet niet hoe mijn weg zal zijn
die Hij voor mij bereidt
welk kruis ik draag, voordat ik Hem
zal zien in heerlijkheid

 


Ik wil zingen van mijn Heiland


Ik wil zingen van mijn Heiland,
Van zijn liefde, wondergroot,
Die Zichzelve gaf aan ′t kruishout
En mij redde van de dood.


Ref
Zing, o zing van mijn Verlosser.
Met zijn bloed kocht Hij ook mij:
Aan het kruis schonk Hij genade,
Droeg mijn schuld en ik was vrij.


‘K Wil het wonder gaan verhalen,
Hoe Hij op Zich nam mijn straf.
Hoe in liefde en genade
Hij ′t rantsoen gewillig gaf.


‘K Wil mijn dierb’re Heiland prijzen,
Spreken van zijn grote kracht.
Hij kan overwinning geven
Over zond′ en satans macht.


Ik wil zingen van mijn Heiland,
Hoe Hij smarten leed en pijn,
Om mij ′t leven weer te geven,
Eeuwig eens bij Hem te zijn.

 


Immanuël, Immanuël


Immanuël, Immanuël,
Zijn naam zal zijn Immanuël.
God met ons, getoond aan ons,
Zijn naam zal zijn, Immanuël.

 



In de stad van koning David
met een stal als onderdak,
ziet een moeder naar haar kindje,
liggend in een voederbak.
‘t Is Maria die ons bracht
Jezus, in de winternacht.


Hij die groot is en verheven
is een pasgeboren Kind,
is in hooi en stro gelegen,
waar Hij dieren bij zich vindt.
God, getrouw aan al de zijnen,
wordt de kleinste van de kleinen.


Jezus, blijf maar bij ons leven
met Uw kinderlijke Geest.
Doe ons danken, doe ons delen,
voer ons naar Gods eeuwig feest.
Kindje dat Maria baarde,
maak het licht alom op aarde.