Stille nacht, Heilige nacht,
David’s zoon lang verwacht.
Die miljoenen eens zaligen zal,
Wordt geboren in Bethlehems stal.
Hij, der schepselen heer,
Hij, der schepselen heer.
Hulp’loos kind, Heilig kind,
Dat zo trouw zondaars mint.
Ook voor mij hebt G’U rijkdom ontzegd,
Werd G’in stro en in doeken gelegd.
Leer m’U danken daarvoor,
Leer m’U danken daarvoor.
Stille nacht, Heilige nacht,
Heil en vree wordt gebracht.
Aan een wereld, verloren in schuld,
God’s belofte wordt heerlijk vervuld.
Amen, Gode zij d’eer,
Amen, Gode zij d’eer.
T Is Geboren Het Godd Lijk Kind
Ref
‘t Is geboren, het godd’lijk kind
Komt herders, speelt op uw feestschalmeien
‘t is geboren, het godd’lijk kind
Dat ons allen zo teer bemint
Ik zie een engel die daar gezwind
Dalend over de groene weien
Ik zie een engel die daar gezwind
Bij hun schaapkens de herders vindt
Schrik niet herders, weest welgezind
Laat uw schaapkens in die valleien
Schrikt niet herders, weest welgezind
Daar gij eerst uw Verlosser vindt
In een stal ligt dat godd’lijk Kind
Op wat stro moet ‘t Zijn leden spreien
In een stal ligt dat godd’lijk Kind
Waar Zijn moeder ‘t in doekjes windt
1.’t Zij vreugde mijn deel is, of smart mij verteert.
en stormwind en nacht mij verschrikk’.
Gij hebt mij, mijn Heiland, te roemen geleerd:
‘t is mij goed, wat mijn God mij beschikk’.
KOOR:
‘t Is mij goed, wat God doet:
‘t is mij goed, wat mijn God mij beschikk’.
2.Uw deel, hoeveel zwaarder is ‘t hier niet geweest!
Hoe spande niet satan zijn strik!
En ziend’ op Uw kruis roemt in mij ook mijn geest:
‘t is mij goed, wat mijn God mij beschikk’.
3.Heer, laat in mijn sterven Uw troost mij nabij,
dat mij dan Uw liefde verkwikk’;
dan dank ik hoe bang mij de doodsstrijd ook zij:
‘t is mij goed wat mijn God mij beschikk’.