Dutch Hymn Q-Z


Wij prijzen U, God,
voor de komst van Uw Zoon,
Die de heerlijkheid opgaf voor smaadheid en hoon.


Refrain
Halleluja! U zij d’ ere,
Halleluja! Amen.
Halleluja! U zij d’ ere,
O, trek ons tot Hem!


Wij prijzen U, God,
voor het Lam ons geslacht,
Voor het offer op Golgotha’s heuvel gebracht.


Wij prijzen U, Heer,
voor ‘t ontdekkende Licht,
Dat het hart heeft geopend, Uw werk heeft verricht.

 


Wij staan aan een kribbe


Wij staan aan een kribbe, aanschouwen de bron.
De oorsprong der schepping, de rijzende zon:
dit leven zal stralen, door God Zelf bemind.
Wij groeten de toekomst, gevat in dit Kind.


Wij lezen Gods wezen in het Kind dat hier ligt.
De nacht geeft Zijn liefde een helder gezicht:
dit Kind, dat ontvlamt als een aarzelend vuur,
wordt licht en geleide in ons donkerste uur.


Hoe diep ook het duister waarin Hij verschijnt,
Zijn ster aan de hemel heeft alles omlijnd.
Hij is ons tot lichtbron in donkere nacht.
Het zonlicht van Pasen wint hier al aan kracht!

 



Wilt heden nu treden voor God den Heere,
Hem boven al loven van herten seer,
End’ maken groot zijns lieven namens eere,
Die daar nu onsen vijant slaat terneer.


Ter eeren ons Heeren wilt al u dagen
Dit wonder bijzonder gedencken toch;
Maekt u, o mensch, voor God steets wel te dragen,
Doet ieder recht en wacht u voor bedrog.


D’arglosen, den boosen om yet te vinden,
Loopt driesschen, en briesschen gelyck een leeu,
Soeckende wie hy wreedelyck verslinden,
Of geven mocht een doodelycke preeu.


Bidt, waket end’ maket dat g’in bekoring,
End’ ‘t quade met schade toch niet en valt.
U vroomheyt brengt den vijant tot verstoring,
Al waer sijn rijck nog eens so sterck bewalt.